Cas Mudde is politicoloog aan de School for Public and International Affairs van de University of Georgia (VS).

oen ik zondagmiddag het nu beruchte spandoek van de harde kern van Standard Luik zag op mijn Twitterfeed, dacht ik, mooi gemaakt. Enkele minuten later begreep ik van dezelfde Twitterfeed dat de juiste reactie een andere was: afschuw en verwerping. In no time waste weldenkend België de Waalse ‘hooligans’ de oren met quotes en tweets over grenzen die waren overschreden en bruggen die te ver waren gegaan.
Tot zover niets nieuws onder de zon, want dit gebeurt minimaal eens per week, maar met de ‘Je suis Charlie’-statements nog nagalmend in de oren, doet iedereen er alles aan om deze oproep tot censuur vooral niet te laten overkomen als een oproep tot censuur. Nous sommes tous Charlie, nietwaar?
Koen Lemmens gaf gisteren in De Morgen een goed voorbeeld van deze intellectuele spreidstand (DM 27/1). Met wat John Stuart Mill om het intellectueel in te kaderen, verdedigt Lemmens uiteindelijk precies dezelfde mening als alle andere verdedigers van het vrije woord: vrijheid van meningsuiting is goed, zolang men zich maar aan (mijn/onze) regels houdt. Zonder veel twijfel stelt hij: “Dit voorval maakt alvast duidelijk dat het onjuist is de vrijheid van meningsuiting als absoluut voor te stellen.” Werkelijk? Voor mij maakt Lemmens’ opiniestuk juist duidelijk dat vrijheid van meningsuiting absoluut moet zijn, omdat het anders altijd subjectief, en dus oneerlijk, zal zijn.
Lemmens’ argument is tweeledig. Ten eerste, het spandoek viseert een specifiek individu, de voormalige Standard en huidige Anderlechtspeler Defour, in plaats van een religie of een abstracte groep mensen. Waarom dat erger is, blijft onduidelijk. Je zou ook kunnen argumenteren dat dit veel minder erg is, omdat slecht één persoon wordt geviseerd, in plaats van grofweg anderhalf miljard (moslims). Ten tweede wordt de mening verkondigd in “een heel specifieke, gesloten omgeving, waarin ze dominant was”. Met andere woorden, de duizenden fans hadden geen andere mogelijkheid dan deze boodschap, en alleen deze boodschap, tot zich te nemen. Alsof ze in een afgesloten cel zaten waar over luidsprekers dezelfde boodschap constant werd afgespeeld: Defour moet dood! Defour moet dood!
Was het spandoek in slechte smaak? Wellicht. Is slechte smaak illegaal? Nee! Loop maar eens over de Antwerpse Meir op een zaterdagmiddag. Zet het spandoek aan tot het onthoofden van Defour? Nee! Ik durf te stellen dat geen enkele fan van Standard die middag dat spandoek zag en dacht, ik moet Defour onthoofden. De meeste zullen hebben gedacht, hey, is dat niet die vent uit die horrorfilm, en is dat niet heft hoofd van Defour? Wellicht een paar minuten later, na waardering of afkeur, zullen ze de link met IS gelegd hebben.
Om vervolgens weer tot de orde van de dag over te gaan en alleen terug te denken aan het spandoek toen Defour een domme rode kaart kreeg: ‘gniffel, het heeft dan toch gewerkt’. Want voetbalfans weten wat de bedoeling was van deze spandoek. Niet een oproep tot het vermoorden van Defour, of het goedpraten van IS. Nee, een grafische weergave van de afkeer van zijn ‘verraad’ en een poging om Defour van zijn stuk te brengen. Missie geslaagd en nog wat extra persaandacht cadeau!
demorgen